Uit de feiten van het geding voor het verwijzende rechtscollege en uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over het verschil in behandeling dat artikel 16, eerste lid, van de wet van 22 december 1999 zou maken tussen twee categorieën van illegale vreemd
elingen die zich op buitengewone omstandigheden willen beroepen in de zin van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen : enerzijds, diegenen die niet voorafgaandelijk een regularisatieaanvraag hebben ingediend op
...[+++] grond van artikel 2 van de wet van 22 december 1999 en, anderzijds, diegenen wier regularisatieaanvraag werd verworpen vooraleer de voormelde buitengewone omstandigheden zich voordoen.Il ressort des faits de la cause et des motifs de la décision de renvoi que la Cour est invitée à se prononcer sur la différence de traitement que l'article 16, alinéa 1, de la loi du 22 décembre 1999 établirait entre deux catégories d'étrangers en séjour illégal qui souhaitent faire valoir
des circonstances exceptionnelles au sens de l'article 9, alinéa 3, de la loi du 15 décembre 1980 « sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers » : d'une part, ceux qui n'ont pas introduit préalablement une demande de régularisation visée à l'article 2 de la loi du 22 décembre 1999 et, d'autre part, ceux dont l
...[+++]a demande de régularisation a fait l'objet d'une décision négative avant que n'apparaissent les circonstances exceptionnelles précitées.