Moet artikel 51, § 2, 1º van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, zoals dat gewijzigd is door artikel 3 van de wet van 7 maart 2002, zo worden geïnter
preteerd dat iedere buitenlandse onderneming die in België voor de toepassing van de BTW over een stabiele vestiging beschikt in de zin van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, Belgische BTW verschuldigd is op de verrichtingen waarnaar in artikel 21, § 3, 7º van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wo
rdt verwezen en dat zelfs als die verrichting ...[+++]en vanuit het buitenland gebeuren zonder tussenkomst van die stabiele vestiging in de zin van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde ?
L'article 51, § 2, 1º, du Code de la TVA, tel que modifié par l'article 3 de la loi du 7 mars 2002, doit-il être interprété de telle manière que toute entreprise étrangère disposant en Belgique d'un établissement stable pour l'application de la TVA au sens du Code belge de la TVA est redevable de la TVA belge sur les opérations visées à l'article 21, § 3, 7º, du Code, et cela même lorsque ces opérations sont fournies depuis l'étranger sans intervention de cet établissement stable au sens du Code belge de la TVA ?