Verzoekende partijen betogen dat de Commissie gebrekkig heeft gemotiveerd dat de beoogde aanbeveling van de Commissie om het onderhandelingsmandaat voor de Overeenkomst betreffende het trans-Atlantisch handels- en investeringspartnerschap (TTIP) in te trekken, niet ziet op een „rechtshandeling” in de zin van artikel 11, lid 4, VEU, gebrekkig is.
Les parties requérantes font valoir à ce sujet que la Commission a retenu à tort que la recommandation souhaitée, visant à ce que la Commission recommande d’annuler le mandat de négociation du Partenariat transatlantique de commerce et d'investissement (TTIP), ne visait pas un «acte juridique» au sens de l’article 11, paragraphe 4, TUE.