Deze redenering werd echter afgewezen omdat het zou gaan om een voorrecht op een onroerend goed, namelijk het appartement, terwijl artike
l 20, 4º, het heeft over voorrechten op roerende goederen (Rb. Brussel, 3 juli 1986, T.Not., p. 25
7; Dirix, E. en De Corte, R., Zekerheidsrechten, Story-Scientia, 1999, nr. 246; De Vroe, J., « Mede-eigendom in appartementsgebouwen », T.Not., 1984, 211-214; Kokelenberg, J., « Waarborgen van bijdragen in de kosten van een appartementsgebouw » in Actuele problemen van het notariële recht, Antwerpen,
...[+++]1985, blz. 95-104).Ce raisonnement a toutefois été repoussé parce qu'il s'agirait d'un privilège sur un immeuble, en l'occurrence l'appartement, alors que l'article 20, 4º, parle de privilèges sur les meubles (Trib. Civ. Bruxelles, 3 juillet 1986, Tijdschrift voor Notarissen, p. 257; DIRIX, E. et DE CORTE, R., Zekerheidsrechten, Story-Scientia, 1999, nº 246; DE VROE, J., « Mede-eigendom in appartements-gebouwen », Tijdschrift voor Notarissen, 1984, pp. 211-214; KOKELENBERG, J., « Waarborgen
van bijdragen in de kosten van een appartementsgebouw » in Actuele problemen van h
et notariële recht, Anvers ...[+++], 1985, pp. 95-104).