3.2.Traagheidsdynamometerproeven 3.2.1.Het beproevingsapparaat moet een roterende traagheid bezitten waarmede dat gedeelte van de lineaire traagheid van de massa van het voertuig die op een wiel werkt wordt gesimuleerd, dat nodig is voor de proeven in koude toestand en de restwerkingsproeven. Het apparaat moet bij constante snelheid kunnen werken met het oog op de proef beschreven in de punten 3.5.2 en 3.5.3.
3.2.Essais dynamométriques par inertie 3.2.1.La machine d'essai doit avoir une inertie rotative simulant la partie de l'inertie linéaire de la masse du véhicule agissant sur une roue, qui est nécessaire aux essais de performance à froid et de performance résiduelle, et doit pouvoir fonctionner à une vitesse constante pour les besoins de l'essai décrit aux points 3.5.2 et 3.5.3 ci-après.