91. is van mening dat uithuisplaatsing van kinderen met als enige reden de gevolgen van een leven in bittere armoede een schending van de grondrechten inhoudt; dat uithuisplaatsing, indien onvermijdelijk, voor zover mogelijk als tijdelijk dient te worden beschouwd en dat er dient te worden gestreefd naar terugkeer van het kind in zijn gezin; is voorts van mening dat in het kader van de criteria voor plaatsing in plaatsvervangende gezinnen en instellingen, en voor eventuele adoptie, alle rechten van het gezin en van het uit huis geplaatste kind moeten worden geëerbiedigd; dat de ouders met name moeten
worden gesteund om zich ten volle te kunnen ...[+++] blijven kwijten van hun verantwoordelijkheden jegens het kind en de affectieve banden te kunnen onderhouden die voor de ontwikkeling en het welzijn van het kind noodzakelijk zijn; 91. considère que le placement d'enfants ayant pour seule cause les conséquences d'une vie dans la grande pauvreté représente une violation des droits fondamentaux. Si le placement ne peut être évité, il doit, dans toute la mesure possible, être considéré comme temporaire et viser un retour de l'enfant dans sa famille. Les conditions
du placement, aussi bien en famille d'accueil qu'en institution, de même que le processus visant à une éventuelle adoption, doivent respecter l'ensemble des droits de la famille et de l'enfant placé. Les parents doivent en particulier être soutenus pour pouvoir continuer à exercer pleinement leurs responsabi
...[+++]lités vis-à-vis de l'enfant et maintenir les liens affectifs nécessaires au développement et au bien-être de l'enfant;