Artikel 23 van de wet van 9 april 1930 bepaalde oorspronkelijk dat de veroordeelden die krachtens een beslissing van de minister van Justitie worden geïnterneerd, na het verstrijken van hun straf op het verzoek van het openbaar ministerie « in het gesticht [kunnen] worden behouden, bij beschikking van de rechtbank die de veroordeeling heeft uitgesproken, overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 7, 19 en 22, en wel voor den daarin bepaalden termijn, na aftrek echter, in voorkomend geval, van den duur der door hen reeds ondergane hechtenis of interneering ».
L'article 23 de la loi du 9 avril 1930 disposait à l'origine que les condamnés qui sont internés en vertu d'une décision du ministre de la Justice pouvaient, à l'expiration de leur peine, à la requête du ministère public, « [être] maintenus [dans l'établissement], par décision de la juridiction qui a prononcé la condamnation, conformément à ce qui est dit aux articles 7, 19 et 22 et pour le temps qu'ils déterminent, mais sous déduction éventuelle de la durée de l'emprisonnement ou de l'internement déjà subi ».
