Zo staan de zaken er momenteel voor, wat niet belet dat de rechtsleer daarop vaak kritiek heeft uitgebracht op grond van zowel het rechtsbeginsel als de rechtspraktijk (cf. onder meer I. Moreau-Margrève, R.C.J.B.,1972, 459; R.C.J.B., 1973, 307; J.T., 1976, 637; P. Van Ommeslaghe, R.C.J.B., 1975, 534; J. Thilmany, D.P.C.I. , 1982, 447).
Telle est désormais la situation, souvent critiquée par la doctrine sur le plan du droit comme de la pratique (cf. notamment I. Moreau-Margrève, R.C.J.B., 1972, 459; R.C.J.B., 1973, 307; J.T. , 1976, 637; P. Van Ommeslaghe, R.C.J.B., 1975, 534; J. Thilmany, D.P.C.I. , 1982, 447).