Volgens de verzoekende partijen bestaat er geen enkele verantwoording om de kennis van de tweede landstaal op te leggen aan de leden van de rechterlijke orde die ambten moeten vervullen in gerechtelijke kantons die deel uitmaken van een eentalig gebied en waarin op het stuk van het gebruik van de talen in gerechtszaken uitsluitend de taal van dat gebied mag worden gebezigd, in vergelijking met hun « collega's » van volstrekt gelijkwaardige kantons waarin die voorwaarde niet wordt gesteld.
Selon les parties requérantes, rien ne justifie le fait d'imposer la connaissance de la seconde langue nationale aux membres de l'ordre judiciaire qui doivent exercer des fonctions dans des cantons judiciaires qui font partie d'une région unilingue et dans lesquels, pour ce qui est de l'emploi des langues en matière judiciaire, seule la langue de cette région peut être employée, par comparaison avec leurs « collègues » de cantons parfaitement équivalents dans lesquels cette condition n'est pas imposée.