« De periode die niet langer dan één jaar mag duren, bedoeld in het eerste, vierde en vijfde lid, wordt niet onderbroken indien de toekenning van de tegemoetkoming voor verzorging en bijstand in de handelingen van het dagelijks leven is geschorst gedurende een periode die niet langer dan dertig dagen mag duren».
« La période qui ne peut excéder une durée d'un an, visée aux alinéas 1, 4 et 5, n'est pas interrompue si l'octroi de l'intervention pour soins et assistance dans les actes de la vie journalière a été suspendu pendant une période ne dépassant pas trente jours».