Door enkel occasionele winst of baten die voortkomen uit normale verrichtingen van beheer van een privévermogen bestaande uit « onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen » van belasting vrij te stellen, vermocht de wetgever op legitieme wijze het voordeel van de belastingvrijstelling te willen beperken tot de goederen die meestal een privévermogen uitmaken en bijgevolg aanleiding kunnen geven tot occasionele winst of baten die door het « normale beheer » van dat vermogen worden gegenereerd.
En n'exemptant d'imposition que les bénéfices ou profits occasionnels résultant d'opérations de gestion normale d'un patrimoine privé consistant en « biens immobiliers, valeurs de portefeuille et objets mobiliers », le législateur a légitimement pu souhaiter limiter le bénéfice de l'exemption d'impôt aux biens qui, le plus souvent, constituent un patrimoine privé et sont dès lors susceptibles de donner lieu à des bénéfices ou profits occasionnels générés par la « gestion normale » dudit patrimoine.