« Schendt artikel 232 van het Burgerlijk Wetboek, geïnterpreteer
d in die zin dat de echtscheiding alleen wordt uitgesproken indien het toekennen ervan de materiële toestand van de kinderen die in staat van verlengde minderjarigheid zijn verklaard en die uit het huwelijk van de echtgenoten zijn geboren niet op gevoelige wijze verslechtert, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het een echtgenoot met een kind in staat van verlengde minderjarigheid van wie de materiële toestand zou verslechteren door de uitspraak van de echtscheiding, het recht ontneemt
de echtscheiding te verkrijgen ...[+++] op grond van artikel 232 van het Burgerlijk Wetboek, en doordat het hem op die manier ertoe verplicht, indien zijn kind hem overleeft, voor altijd gehuwd te blijven ?
« L'article 232 du Code civil, interprété en ce sens que le divorce n'est prononcé que si l'admission du divorce n'aggrave pas de manière notable la situation matérielle des enfants placés sous statut de minorité prolongée issus du mariage des époux, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en privant un époux, qui a un enfant sous statut de minorité prolongée dont la situation matérielle serait aggravée par le prononcé du divorce, du droit d'obtenir le divorce sur la base de l'article 232 du Code civil et en le contraignant ainsi, si son enfant lui survit, à rester marié jusqu'à la fin de ses jours ?