Het bekritiseerde verschil in behandeling, in de veronderstelling dat het is aangetoond, ten aanzien van de mogelijkheid om een verjaring te stuiten door het versturen van een aangetekend schrijven, zou zijn oorsprong dus niet vinden in de in het geding zijnde bepaling, maar in de ontstentenis van een specifieke bepaling die, in de artikelen van het Burgerlijk Wetboek die zijn gewijd aan de « oorzaken die de verjaring stuiten », erin voorziet dat de in artikel 2277bis van het Burgerlijk Wetboek bepaalde verjaring kan worden gestuit door het versturen van een ter post aangetekend schrijven, zoals bepaald in artikel 174 van de ZIV-wet.
La différence de traitement critiquée, à la supposer établie, quant à la possibilité d'interrompre une prescription par un envoi recommandé, ne trouverait donc pas sa source dans la disposition en cause, mais dans l'absence d'une disposition spécifique prévoyant, dans les articles du Code civil consacrés aux « causes qui interrompent la prescription », que la prescription prévue par l'article 2277bis du Code civil peut être interrompue par une lettre recommandée à la poste, comme le prévoit l'article 174 de la loi AMI.