Door het recht op de aanvullende subsidie die zij instelt voor te behouden aan de Brusselse kinderopvanglocaties die een voorrang bij de inschrijving, ten belope van maximaal 55 pct. van hun plaatsen, hanteren voor de kinderen van wie één ouder het Nederlands voldoende machtig is, roept de bestreden bepaling een verschil in behandeling onder kinderen in het leven naargelang één van hun ouders al dan niet kan aantonen volgens de door de decreetgever vastgelegde bewijsmethoden dat hij het Nederlands voldoende machtig is.
En réservant le droit à la subvention complémentaire qu'elle institue aux structures bruxelloises d'accueil d'enfants qui pratiquent une priorité à l'inscription, à concurrence de maximum 55 % de leurs places, aux enfants dont un des parents maîtrise suffisamment le néerlandais, la disposition attaquée crée une différence de traitement entre enfants selon qu'un de leurs parents peut démontrer ou non sa maîtrise suffisante du néerlandais suivant les modes de preuve fixés par le législateur décrétal.