Het is niet kennelijk onevenredig dat de decreetgever aan de niet-gezinsveeteeltbedrijven, waarvan hij in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat zij verhoudingsgewijs meer verantwoordelijk zijn voor het probleem van de mestoverschotten dat hij wil bestrijden, beperkingen worden opgelegd die onder meer verband houden met de maximale bedrijfsgrootte bij vernieuwing of overname van de milieuvergunning, ook al kan dit leiden tot een afbouw van dergelijke bedrijven met 25 pct., gegeven waarmee de decreetgever uitdrukkelijk rekening heeft gehouden (Gedr. St., Vlaamse Raad, 1995-1996, nr. 148-3, pp. 26-29).
Il n'est pas manifestement disproportionné que le législateur décrétal impose aux entreprises non familiales d'élevage de bétail, dont il a raisonnablement pu considérer qu'elles portent une responsabilité proportionnellement plus importante dans le problème des excédents d'engrais qu'il entend combattre, des restrictions tenant notamment à la taille maximale de l'entreprise en cas de renouvellement ou de cession de l'autorisation écologique, même s'il peut en résulter une diminution de 25 p.c. de telles entreprises, élément dont le législateur décrétal a explicitement tenu compte (Doc., Conseil flamand, 1995-1996, n° 148-3, pp. 26-29).