De artikelen 4 en 5 voorzien evenwel in een ontheffing, krachtens een speciale vergunning van de lidstaten, voor vaartuigen die hebben "aangetoond dat zij in staat zijn alle delen van haaien te benutten en die de noodzaak hebben aangetoond om haaienvinnen en de andere delen van haaien aan boord afzonderlijk te verwerken".
Il n'empêche que les articles 4 et 5 prévoient une dérogation, sur la base d'un permis de pêche spécial délivré par les États membres, pour les navires "dont la capacité d'utiliser toutes les parties des requins est attestée et pour lesquels la nécessité d'une transformation différenciée, à bord, des nageoires de requin et des autres parties de requin est dûment justifiée".