Het Hof van Beroep te Brussel stelt het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 10 en 172 van de Grondwet, in zoverre zij de vergoedingen die tot herstel van een blijvende ongeschiktheid worden gestort met toepassing van de arbeidsongevallenwetgeving, zonder dat er voor het slachtoffer een inkomstenderving is
, belastbaar maakt, terwijl diezelfde vergoedingen, indien zij door een andere belastingschuldige dan een werknemer werden verkregen of r
echtstreeks door de derde aansprakelijke van het ongeval werd
...[+++]en gestort, niet belastbaar zouden zijn, enerzijds, en terwijl het slachtoffer van een arbeidsongeval of van een ongeval op de weg naar en van het werk niet kan kiezen tussen de toepassing van de arbeidsongevallenwet en de gemeenrechtelijke vordering, hoewel het ten slotte de derde aansprakelijke (of zijn verzekeraar) is die de last voor het betalen van de vergoeding draagt, anderzijds.La Cour d'appel de Bruxelles interroge la Cour sur la compatibilité de cette disposition avec les articles 10 et 172 de la Constitution en ce qu'elle rend imposables les indemnités versées en réparation d'une incapacité permanente en application de la législation sur les accidents du travai
l, sans qu'il y ait perte de revenus dans le chef de la victime, alors que d'une part les mêmes indemnités, si elles étaient obtenues par un redevable autre qu'un travailleur ou étaient versées directement par le tiers responsable de l'accident, ne seraient pas imposables et alors que, d'autre part, la victime d'un accident du travail ou sur le chemin
...[+++]du travail ne peut pas opter entre l'application de la loi sur les accidents du travail et l'action de droit commun, bien que ce soit en définitive le tiers responsable (ou son assureur) qui supporte la charge du paiement des indemnités.