1. Indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat het risico bestaat dat een onderdaan van een derde land tegen wie een uitzettingsbevel of een terugkeerbesluit is of zal worden uitgevaardigd, onderduikt en minder dwingende maatregelen zoals de verplichting om zich regelmatig te melden bij de autoriteiten, een financiële zekerheid te stellen, documenten te verstrekken of op een bepaalde plaats te verblijven, of andere maatregelen niet voldoende zouden zijn om dit te voorkomen, stellen de lidstaten de betrokkene in vreemdelingenbewaring.
1. Lorsqu’il y a des motifs sérieux de penser qu’il existe un risque de fuite et qu’il serait insuffisant d’appliquer des mesures moins coercitives, comme l’obligation de se présenter régulièrement aux autorités, de déposer une garantie financière, de remettre des documents ou de demeurer en un endroit déterminé, ou d’autres mesures destinées à prévenir ce risque, les États membres placent en garde temporaire le ressortissant d’un pays tiers qui fait ou fera l’objet d’une décision d’éloignement ou de retour.