De verzoekende partijen in de zaken nrs. 1903 en 1941 klagen aan dat artikel 8 van de aangevochten wet in de inrichtingen van klasse II (speelautomatenhallen) en klasse III (drankslijterijen) het gebruik verbiedt van kansspelen waarvan is vastgesteld dat de speler een verlies van meer dan 500 frank per uur kan lijden, terwijl de wet een dergelijk verbod niet vaststelt voor de inrichtingen van klasse I (casino's) en een dergelijke beperking in de andere landen van de Europese Unie niet bestaat.
Les parties requérantes dans les affaires n 1903 et 1941 font grief à l'article 8 de la loi attaquée d'interdire dans les établissements de classe II (salles de jeux automatiques) et de classe III (débits de boissons) l'usage des jeux de hasard dont il est établi que le joueur peut subir une perte supérieure à 500 francs par heure, alors que la loi ne fixe pas une telle interdiction pour les établissements de classe I (casinos) et qu'une telle limite n'existe pas dans les autres pays de l'Union européenne.