1. Elke lidstaat wijst aan een bestaande of nieuwe instantie die bevoegd is terroristische misdrijven en zware transnationale criminaliteit te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken of te vervolgen en onmiddellijke en ernstige dreigingen voor de openbare veiligheid te voorkomen, dan wel aan een afdeling van een dergelijke instantie, de taak toe op te treden als zijn "passagiersinformatie-eenheid".
1. Chaque État membre crée ou désigne une autorité compétente en matière de prévention et de détection d'infractions terroristes et d'infractions transnationales graves, ainsi que d'enquêtes et de poursuites en la matière, et en matière de prévention de menaces immédiates et graves sur la sécurité publique ou crée ou désigne un département d'une telle autorité pour exercer la fonction d'«unité de renseignements passagers» nationale.