In een dergelijke hypothese woont de rechthebbende op het leefloon, zoals het nieuwe artikel 14, § 1, 3°, bepaalt, immers niet langer « uitsluitend » samen met zijn gezin ten laste, waaronder wordt verstaan de echtgenoot, de levenspartner, het minderjarig ongehuwd kind of meerdere kinderen onder wie minstens één ongehuwd minderjarig kind.
Dans une telle hypothèse, en effet, le bénéficiaire du revenu d'intégration ne cohabite plus « exclusivement » avec sa famille à charge, comme le prévoit le nouvel article 14, § 1, 3°, celle-ci étant entendue comme le conjoint, le partenaire de vie, l'enfant mineur non marié ou plusieurs enfants parmi lesquels au moins un enfant mineur non marié.