De naamloze vennootschap die tussen 27 maart en 28 juli 1992 aan een van haar bestuurders een interest heeft betaald of toegekend die wordt beoogd door artikel 18, eerste lid, 3°, tweede streepje, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zou zonder wettelijke grondslag hebben gehandeld indien zij louter op grond van een dergelijk bericht de op die interest in te houden roerende voorheffing zou hebben berekend met toepassing van het percentage dat geldt voor dividenden.
La société anonyme qui a, entre le 27 mars et le 28 juillet 1992, payé ou attribué à un de ses administrateurs des intérêts visés par l'article 18, alinéa 1, 3°, deuxième tiret, du Code des impôts sur les revenus 1992 aurait agi sans fondement légal si elle avait, sur la seule base d'un tel avis, calculé le précompte mobilier à retenir sur ces intérêts en appliquant le taux prévu pour les dividendes.