Ze bepaalt dat de strafrechter zich van nu af aan expliciet zal moeten uitspreken over de kwestie of
een persoon die hij veroordeeld zal hebben voor een misdaad of delict, als bijkomende straf bij deze veroo
rdeling, ontzet zal worden uit zijn kiesrechten en, zo ja, zal hij de duurtijd van deze onmogelijkheid moeten vastleggen in het vonnis of het arrest van veroordeling : voor een criminele straf, levenslang of voor een term
ijn van twintig tot dertig jaar ...[+++] (artikel 31 van het Strafwetboek), of van tien tot twintig
jaar (artikel 32 van het Strafwetboek); voor een termijn van vijf tot tien
jaar in geval van correctionele straf (artikel 33 en nieuw artikel 33bis van het Strafwetboek).
Elle prévoit que le juge pénal sera dorénavant tenu de se prononcer explicitement sur le point de savoir si la personne qu'il aura condamnée du chef d'un crime ou d'un délit devra, à titre de peine accessoire à cette condamnation, encourir une privation de ses droits électoraux et, dans l'affirmative, il devra fixer la durée de cette incapacité dans le jugement ou l'arrêt de condamnation : pour une peine criminelle, à pe
rpétuité ou pour un terme de vingt à trente ans (article 31 du Code pénal), ou de dix à vingt ans (article 32 du Code pénal); pour un terme de cinq à dix ans en cas de peine correctionnelle (articles 33 et 33bis nouveau
...[+++]du Code pénal).