De parlementaire voorbereiding van de wet van 11 juni
1964 lijkt niet te hebben uitgesloten dat de rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid met toepassing van artikel 46 van de arbeidsongevallenwet, zou worden toegekend aan het slachtoffer van het door de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden onopzettelijk veroorzaakte verkeersongeval dat zich voordeed op het ogenblik dat het slachtoffer onder het gezag van de werkgever stond (Parl. St., Kamer, 1962-1963, nr. 593/1, p. 2) zodat mag worden aangeno
men dat de wetgever dezelfde bedoeling ...[+++] had inzake artikel 14 van de wet van 3 juli 1967 betreffende het slachtoffer van een door de in artikel 1 van de wet van 3 juli 1967 bedoelde rechtspersoon of instelling en de leden van hun personeel onopzettelijk veroorzaakt verkeersongeval.
Les travaux préparatoires de la loi
du 11 juin 1964 ne semblent pas avoir exclu que l'action en responsabilité civile puisse être accordée, en application de l'article 46 de la loi sur les accidents du travail, à la victime d'un accident de roulage causé involontairement par l'employeur, ses mandataires ou préposés et survenu alors que la victime se trouvait sous l'autorité de l'employeur (Doc. parl., Chambre, 1962-1963, n° 593/1, p. 2), de sorte qu'il peut être admis que le législateur poursuivait le même objectif avec l'article 14 de la loi du 3 juillet 1967, en ce qui concerne la victime d'un accident de roulage causé involontairement
...[+++] par une personne morale ou un établissement visés à l'article 1 de la loi du 3 juillet 1967 ou par les membres de leur personnel.