Dat criterium is niet irrelevant ten aanzien van de door de wetgever nagestreefde doelstellingen en in het bijzonder diegene die erin bestaat zich te vergewissen van een effectieve inning van de op de betrokken werken verschuldigde B.T.W. De wetgever vermocht immers redelijkerwijze te vermoeden dat de gestelde voorwaarden voor het verkrijgen en het behouden van een registratie - en in het bijzonder diegene die zijn vermeld in artikel 2, § 1, 3 en 10 tot 13, van het koninklijk besluit van 26
december 1998 - van dien aard waren dat ze waarborgen dat de geregistreerde aannemers zich op regelmatige wijze van hun verplichtingen inzake B.T.W.
...[+++]zouden kwijten.
Ce critère n'est pas sans pertinence au regard des objectifs poursuivis par le législateur, et, en particulier, celui consistant à s'assurer d'une perception effective de la T.V. A. due sur les travaux concernés. Le législateur a pu en effet raisonnablement présumer que les conditions mises à l'obtention et au maintien d'un enregistrement - et en particulier celles figurant à l'article 2, § 1, 3 et 10 à 13, de l'arrêté royal du 26 décembre 1998 - étaient de nature à garantir que les entrepreneurs enregistrés s'acquitteraient régulièrement de leurs obligations en matière de T.V. A.