Art. 3. In de artikelen VI. 4bis, c, 1°, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 5 september 2005, en VI. 8, 1°, UBPol worden de woorden " of een dienstvrijstelling geniet voor het uitoefenen van de uit zijn erkenning voortvloeiende prerogatieven," telkens opgeheven.
Art. 3. Dans les articles VI. 4bis, c, 1°, inséré par l'arrêté ministériel du 5 septembre 2005, et VI. 8, 1°, AEPol, les mots " ou jouit d'une dispense de service pour l'exécution des prérogatives qui découlent de son agrément," sont à chaque fois abrogés.