Uit de gegevens van de zaak blijkt dat het vonnis bij verstek is uitgesproken ten aanzien van de verweerder, dat de betwisting van de erkenning van vaderschap - die niet zou overeenstemmen met de biologische werkelijkheid - binnen de vereiste termijn van één jaar vanaf de geboorte van het kind is ingediend en dat er geen bezit van staat is geweest, zodat de vereiste van het « wilsgebrek » van de moeder de enige ter discussie staande kwestie is, die de rechter zou verhinderen zich uit te spreken.
Les données de l'affaire font apparaître que le jugement a été prononcé par défaut à l'égard du défendeur, que la contestation de la reconnaissance de paternité - qui ne correspondrait pas à la réalité biologique - a été introduite dans le délai requis d'un an à dater de la naissance de l'enfant et qu'il n'y a pas eu de possession d'état, de sorte que l'exigence du vice de « consentement » de la mère est la seule question débattue, qui empêcherait le juge de statuer.