De verzwarende omstandigheid bedoeld in artikel 442quater, § 2, 4°, van het Strafwetboek kan weliswaar worden beschouwd als een inmenging in de vrijheid van vereniging, maar die inmenging is in elk geval redelijkerwijze verantwoord om de in B.11.3 uiteengezette redenen.
Certes, la circonstance aggravante visée à l'article 442quater, § 2, 4°, du Code pénal peut être considérée comme une ingérence dans la liberté d'association, mais cette ingérence est raisonnablement justifiée pour les motifs exposés en B.11.3.