Deze formulering zou immers de indruk kunnen wekken dat het recht de directe of indirecte exploitatie van de uitvinding, voorwerp van het octrooi, te verbieden geen absoluut recht zou zijn dat verbonden is met het bestaan zelf van het octrooi, doch wel een recht dat, in elk concreet geval, afhankelijk zou zijn van een wilsuiting van de octrooihouder.
Cette formulation pourrait en effet laisser croire que le droit d'interdire l'exploitation directe ou indirecte de l'invention objet du brevet ne correspondrait pas à un droit absolu lié à la simple existence du titre de protection, mais à un droit dont la naissance serait subordonnée, dans chaque cas concret, à une manifestation de volonté du titulaire du brevet.