De divergentie had inzonderheid betrekking op de vroegere tweede en derde leden van artikel 235ter, § 2, die bepaalden : « de kamer van inbeschuldigingstelling hoort, afzonderlijk en buiten de aanwezigheid van de partijen, de opmerkingen van de procureur-generaal » en « zij hoort, op dezelfde wijze, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde ».
Cette divergence portait notamment sur les alinéas 2 et 3, anciens, de l'article 235ter, § 2, qui disposaient : « la chambre des mises en accusation entend, séparément et en l'absence des parties, le procureur général en ses observations » et « elle entend de la même manière la partie civile et l'inculpé ».