In een advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State uit 1977 heeft deze laatste echter een opening gecreëerd. De Raad van State stelde ter zake het volgende : « Men kan [.] artikel 23 [dit wil zeggen artikel 30 van de gecoördineerde Grondwet] [.] zo lezen dat de Grondwet wel het gebruik van de taal waarborgt doch geen verzet inhoudt tegen het stellen van [.] beroepsuitoefeningsvoorwaarden die in het belang van de volksgezondheid uitsluitend de kennis van een of andere taal betreffen.
Toutefois, un avis rendu en 1977 par la section de législation du Conseil d'État a ouvert une brèche en affirmant que l'article 23 (c'est-à-dire l'article 30 de la Constitution coordonnée) peut s'interpréter en ce sens que la Constitution garantit certes l'emploi de la langue mais ne s'oppose pas à ce que l'exercice de la profession soit soumis à des conditions qui, dans l'intérêt de la santé publique, concernent exclusivement la connaissance de l'une ou l'autre langue.