De bestreden bepalingen zouden, doordat zij de solidariteit tussen die twee categorieën van kandidaat-vluchtelingen verbreken, « in werkelijkheid als enige doelstelling hebben het dispositief en de lering van [het voormelde] arrest te omzeilen » en die stelling zou bovendien worden gestaafd door de memorie van toelichting bij de wet van 2 januari 2001.
Les dispositions en cause, en désolidarisant ces deux catégories de candidats-réfugiés, auraient « en réalité, pour seul objectif de contourner le dispositif et les enseignements » de l'arrêt précité, affirmation qu'étayerait d'ailleurs l'exposé des motifs de la loi du 2 janvier 2001.