De door functionarissen van een lidstaat verkregen gegevens over toezicht en inlichtingen die aan een andere lidstaat worden doorgezonden in de gevallen van bijstand op eigen initiatief als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 17, kunnen door de bevoegde instanties van de ontvangende lidstaat overeenkomstig het nationale recht als bewijsmiddel worden gebruikt.
Les informations relatives à la surveillance et les renseignements obtenus par les agents d'un Etat membre et transmis à un autre Etat membre dans les cas d'assistance spontanée visés aux articles 15 à 17 peuvent être utilisés comme éléments de preuve par les instances compétentes de l'Etat membre destinataire, conformément à la législation nationale.