Er wordt voorgesteld dat gezamenlijke initiatieven door ten minste drie lidstaten moeten worden ondernomen, of door twee lidstaten en een met het kaderprogramma geassocieerd land (IJsland, Israël, Liechtenstein en Noorwegen), evenals de kandidaat-lidstaten.
Selon la proposition, les projets exécutés conjointement supposent la participation de trois États membres au minimum, ou de deux États membres et d'un État associé (Islande, Israël, Liechtenstein, Norvège); les pays candidats pourraient aussi participer à une telle coopération.