Naar zijn zienswijze moet de vraag worden gesteld of de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn geschonden doordat de magistraten en de plaatsvervangende rechters benoemd vóór de inwerkingtreding van de wet van 18 juli 1991 en aan wie wegens onverenigbaarheid ontslag om eervolle redenen is verleend, zijn vrijgesteld van het examen inzake beroepsbekwaamheid, terwijl de rechters en de plaatsvervangende rechters die een tijdelijk mandaat hebben vervuld en aan wie bijgevolg geen ontslag om eervolle redenen is verleend, geen recht hebben op vrijstelling van het examen inzake beroepsbekwaamheid.
A son estime, la question qui doit être posée est celle de savoir si les articles 10 et 11 de la Constitution sont violés en ce que les magistrats et les juges suppléants nommés avant l'entrée en vigueur de la loi du 18 juillet 1991 et auxquels démission honorable a été accordée pour cause d'incompatibilité sont dispensés de l'examen d'aptitude professionnelle, alors que les juges et les juges suppléants qui ont exercé un mandat temporaire et auxquels, par conséquent, il n'a pas été accordé de démission honorable, n'ont pas droit à la dispense de l'examen d'aptitude professionnelle.