Art. 5. Een verschil in behandeling dat berust op één van de kenmerken in verband met één van de redenen bedoeld in artikel 4 is geen discriminatie indien bedoeld kenmerk wegens de aard van een beroepsactiviteit of van de context waarin ze wordt uitgevoerd, een wezenlijke en doorslaggevende beroepsvereiste vormt, voorzover de doelstelling legitiem en het vereiste evenredig is.
Art. 5. Une différence de traitement fondée sur une des caractéristiques liées à l'un des motifs visés à l'article 4 ne constitue pas une discrimination lorsque, en raison de la nature d'une activité professionnelle ou des conditions de son exercice, la caractéristique en cause constitue une exigence professionnelle essentielle et déterminante, pour autant que l'objectif soit légitime et que l'exigence soit proportionnée.