In de zevende overweging van het Verdrag wordt vastgesteld dat de lidstaten verlangen "de democratische en doelmatige werking van de instellingen verder te ontwikkelen", in artikel 11, leden 1 en 2 wordt van de instellingen geëist dat zij burgers en vertegenwoordigende verenigingen in de gelegenheid stellen meningen op alle gebieden van werkzaamheid van de Unie bekend te maken en hierover in het openbaar van gedachten te wisselen, alsook een open, doorzichtige en regelmatige dialoog te voeren met vertegenwoordigende organisaties en maatschappelijke organisaties.
Le considérant 7 du traité évoque le souhait des États membres "de renforcer le caractère démocratique et l'efficacité du fonctionnement des institutions", cependant que l'article 11, paragraphes 1 et 2, fait obligation aux institutions de "donner aux citoyens et aux associations représentatives la possibilité de faire connaître et d'échanger publiquement leurs opinions dans tous les domaines d'action de l'Union" et d'"entretenir un dialogue ouvert, transparent et régulier avec les associations représentatives et la société civile".