a)de aard van de feiten gelet op de ernst van de onregelmatigheid die aanleiding heeft gegeven tot de vaststelling van de schuldvordering (fraude, recidive, opzet, medewerking, goede trouw, kennelijke dwaling).
a)la nature des faits eu égard à la gravité de l’irrégularité ayant donné lieu à la constatation de créance (fraude, récidive, intentionnalité, diligence, bonne foi, erreur manifeste).