De tussenkomende partij voegt daaraan toe dat er geen dwingende reden lijkt te zijn om geen Duitstalige kamer te organiseren binnen de Nationale Tuchtraad en dat er geen enkele noodzaak was om de kennis van de Duitse taal te beperken tot één enkel lid van die Raad, wat de collegialiteit van de besluitvorming in het gedrang brengt.
L'intervenant ajoute qu'il ne semble pas y avoir de motif impérieux de ne pas organiser une chambre germanophone au sein du Conseil national de discipline et qu'il n'y avait aucune nécessité de limiter la connaissance de la langue allemande à un seul membre de ce Conseil, ce qui compromet la collégialité du processus décisionnel.