Uit de verklaringen die de gemachtigde van de regering verstrekte aan de Raad van State blijkt echter dat de rechter in kortgeding, die ernstige twijfels heeft over de geldigheid van een wettelijke akte, en daarom een prejudiciële vraag stelt aan het Arbitragehof, niettemin een of meer voorlopige maatregelen mag bevelen, in afwachting van de uitspraak van het Hof over de prejudiciële vraag (stuk Senaat, nr. 2-897/1, blz. 33).
Or, des explications fournies au Conseil d'État par le délégué du gouvernement, il ressort que le juge des référés qui, ayant des doutes sérieux quant à la validité d'un acte législatif, pose une question préjudicielle à la Cour d'arbitrage, pourrait néanmoins ordonner une ou des mesures provisoires en attendant que la Cour statue sur la question préjudicielle (do c. Sénat, nº 2-897/1, p. 33).