6. benadrukt de inzet van het Parlement om ervoor te zorgen dat de Conventie over de toekomst van Europa wordt voorzien van de noodzakelijke kredieten voor een succesvolle uitvoering van haar werkzaamheden; neemt kennis van de overeenstemming die de instellingen in het interinstitutioneel akkoord van 28 februari 2002 hebben bereikt over de financiering van de Conven
tie in 2002; wijst echter met nadruk op het zeer buitengewone karakter van de Conventie en op het feit dat de financieringsregeling geen precedentwerking kan hebben voor de toekomst; verwacht dat de werkzaamheden van de Conventie niet voor 31 december 2002 zullen zijn afger
...[+++]ond; wijst erop dat, in overeenstemming met het interinstitutioneel akkoord van 28 februari 2002, het aandeel in en het bedrag van de bijdragen van de afzonderlijke instellingen aan het fonds voor de waarschijnlijke voortzetting van de Conventie in 2003 opnieuw zullen moeten worden bezien; 6. souligne que le Parlement est résolu à faire en sorte que la Convention sur l'avenir de l'Europe dispose des crédits nécessaires pour mener à bien ses travaux; constate que les institutions ont dégagé le 28 février 2002 un accord interinstitutionnel sur le financement de la Convention , mais souli
gne le caractère tout à fait exceptionnel de cet accord, dont les dispositions financières ne sauraient constituer un précédent pour l'avenir; estime que les travaux de la convention ne seront pas terminés le 31 décembre 2002; fait observer que, conformément à l'accord interinstitutionnel, le pourcentage et le montant de la contribution de
...[+++] chacune des institutions au fonds destiné à financer la poursuite des activités de la Convention en 2003 devront être réexaminés;