Men ging ervan uit dat als er een gemeenschap was, de aanwinsten (het tijdens het huwelijk opgebouwd spaarvermogen van beide echtgenoten) daarin zaten en dus, bij ontstentenis van kinderen, inderdaad integraal door de echtgenote konden worden vererfd.
On considérait que s'il y avait communauté, celle-ci comprenait les acquêts (le patrimoine d'économies constitué pendant le mariage par les deux époux) et pouvait donc être recueillie intégralement par l'épouse.