Zo wordt door artikel 110, § 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering bepaald dat onder werknemer met gezinslast (categorie A) wordt verstaan de werknemer die: «2° niet
samenwoont met een echtgeno(o)t(e) doch uitsluitend samenwoont met: a) één of meerdere kinderen, op voorwaarde dat hij aanspraak kan maken op gezinsbijslagen voor ten minste één ervan of
dat geen onder hen over beroeps- of vervangi
ngsinkomens ...[+++]beschikt; b) één of meerdere kinderen en andere bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, op voorwaarde dat hij aanspraak kan maken op gezinsbijslagen voor ten minste één van die kinderen en dat de andere bloed- of aanverwanten noch over beroeps- noch over vervangingsinkomens beschikken; c) één of meerdere bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, die noch over beroeps-, noch over vervangingsinkomens beschikken».Ainsi, il est déterminé par l'article 110, § 1er, 2°, de l
'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant la réglementation du
chômage qu'il faut entendre par travailleur ayant charge de famille (catégorie A) le travailleur qui: «2° ne cohabite pas avec un conjoint mais cohabite exclusivement avec: a) un ou plusieurs enfants, à condition qu'il puisse prétendre pour au moins un de ceux-ci aux allocations familiales ou qu'aucun de ceux-ci ne dispose de revenus professionnels ou de revenus de remplacement; b) un ou plusieurs enfants et autres
...[+++] parents ou alliés jusqu'au troisième degré inclus, à condition qu'il puisse prétendre aux allocations familiales pour au moins un de ces enfants et que les autres parents ou alliés ne disposent ni de revenus professionnels, ni de revenus de remplacement; c) un ou plusieurs parents ou alliés jusqu'au troisième degré qui ne disposent ni de revenus professionnels ou de revenus de remplacement».