Die geldelijke anciënniteit is gelijk aan twee derden van het aantal maanden gelegen tussen de dag waarop de leeftijd van eenentwintig jaar wordt bereikt en de dag van indiensttreding, zonder acht jaar te mogen overschrijden».
Cette ancienneté pécuniaire est égale aux deux tiers du nombre de mois séparant le jour du vingt-et-unième anniversaire et le jour de l'entrée en service, sans pouvoir excéder huit ans».