In het derde middel voeren de verzoekende partijen aan dat de bestreden bepaling niet bestaanbaar is met de artikelen 10, 11, 23, eerste lid, en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het algemeen beginsel van de menselijke waardigheid, met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 37, a), van het Verdrag inzake de rechten van het kind, aangezien de vasthouding van kinderen in gesloten centra een onmenselijke en vernederende behandeling zou uitmaken.
Dans le troisième moyen, les parties requérantes font valoir que la disposition attaquée n'est pas compatible avec les articles 10, 11, 23, alinéa 1, et 191 de la Constitution, combinés avec le principe général de la dignité humaine, avec l'article 3 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 37, a), de la Convention relative aux droits de l'enfant, étant donné que le maintien d'enfants dans des centres fermés constituerait un traitement inhumain et dégradant.