Het Hof wordt in de eerste plaats ondervraagd over het verschil in behandeling tussen de werkgever die een werkman om dringende redenen afdankt, enerzijds, en de werkgever die een werkman afdankt om een reden die niet wordt beschouwd als willekeurig in de zin van artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, waarbij alleen de eerstgenoemde is vrijgesteld van de betaling van het deel van de crisispremie dat de werkgevers krachtens de in het geding zijnde bepaling moeten betalen.
La Cour est tout d'abord interrogée sur la différence de traitement entre l'employeur qui licencie un ouvrier pour motif grave, d'une part, et l'employeur qui licencie un ouvrier pour un motif qui n'est pas considéré comme abusif, au sens de l'article 63 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, seul le premier d'entre eux étant exonéré du paiement de la partie de la prime de crise qui échoit aux employeurs en vertu de la disposition en cause.