Het eerste middel van de verzoekende partijen is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, zowel op zichzelf genomen als in samenhang met artikel 151, § 4, van de Grondwet, doordat een ongelijkheid van behandeling in het leven wordt geroepen tussen, enerzijds, advocaten met ten minste twintig jaar ber
oepservaring of met vijftien jaar beroepservaring gevolgd door de uitoefening gedurende vijf jaar van een « functie die een gedegen kennis van het recht vereist », die, om benoemd te kunnen worden tot magistraat, uitsluitend een mon
...[+++]deling « evaluatie-examen » moeten afleggen, en, anderzijds, andere kandidaten die geslaagd zijn voor het examen inzake beroepsbekwaamheid of het vergelijkend toegangsexamen tot de gerechtelijke stage, die beide een schriftelijk gedeelte omvatten, een ongelijke behandeling die geldt zowel voor de moeilijkheidsgraad van de respectieve examens als voor de objectiviteit van de evaluatie van de kandidaten. Le premier moyen des parties requérantes est pris de la violation des articles 10 et 11 de la Constitution, considérés tant isolément qu'en combinaison avec l'article 151, § 4, de la Constitution, parce qu'une inégalité de traitement est créée entre, d'une part, les avocats ayant au moins vingt années d'expérience professionnelle ou quinze années d'expérience professio
nnelle suivies de l'exercice, pendant cinq ans, d'une « fonction dont l'exercice nécessite une bonne connaissance du droit », lesquels, pour pouvoir être nommés magistrats, doivent présenter seulement un « examen d'évaluation » oral, et, d'autre part, les autres candidats a
...[+++]yant réussi l'examen d'aptitude professionnelle ou le concours d'admission au stage judiciaire, qui comportent tous deux une partie écrite, traitement inégal qui concerne tout autant le degré de difficulté des examens respectifs que l'objectivité de l'évaluation des candidats.