38. meent dat in de gevallen van gedetineerden of personen die gearresteerd worden op beschuldiging van misdrijven buiten de grenzen van hun eigen land, het recht om hun verdediging voor een rechtbank voor te bereiden, bewijzen voor te leggen, getuigen op te roepen en vertalers en tolken ter vereenvoudiging van voor hun verdediging te mogen inschakelen, rechten zijn die door de lidstaten gewaarborgd moeten worden;
38. estime que, dans les cas de détenus ou personnes arrêtées accusés d'avoir commis des délits hors de leur propre pays, le droit de préparer leur défense devant un tribunal, de fournir des preuves et de faire appel à des témoins et celui de disposer de traducteurs et d'interprètes pour faciliter leur défense doivent être garantis dans les États membres;