Art. 20. Elke persoon die een ambulante activiteit uitoefent moet, naargelang het geval, in het bezit zijn van zijn machtiging of van een machtiging op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon waarvoor hij een ambulante activiteit uitoefent of desgevallend van het document die de machtiging vervangt, bedoeld in artikel 17, § 4.
Art. 20. Toute personne qui exerce une activité ambulante doit être en possession, selon le cas, de son autorisation ou de l'autorisation émise au nom de la personne physique ou morale pour laquelle elle exerce l'activité ou, le cas échéant, du document remplaçant l'autorisation, visé à l'article 17, § 4.