e) „financiële instelling van een lidstaat”: i) elke financiële instelling die een ingezetene is van een lidstaat, uitgezonderd elk filiaal van een dergelijke financiële instelling dat zich buiten die lidstaat bevindt, en ii) elk filiaal van een financiële instelling die geen ingezetene is van een lidstaat, indien dat filiaal zich in die lidstaat bevindt.
“Institution financière d'un État membre”, i) toute Institution financière résidente d'un État membre, à l'exclusion de toute succursale de cette Institution financière située en dehors de cet État membre, et ii) toute succursale d'une Institution financière non résidente de cet État membre si cette succursale est établie dans cet État membre;